Voldoende stofreducerende maatregelen toepassen
Beschrijving
VLAREM II Afdeling 4.4.7 legt maatregelen op voor beheersing van niet-geleide stofemissies bij op- en overslagactiviteiten. Deze maatregelen kunnen indirect een invloed hebben op het ontstaan van verontreinigd hemelwater.
Naast de stofreducerende maatregelen vermeld in 'regelmatige reiniging van het bedrijfsterrein en de afvoerkanalen' en 'voorzorgsmaatregelen bij onderhoud en wassen van voertuigen en apparatuur', kunnen nog andere maatregelen genomen worden die voorkomen dat vuil stof het hemelwater verontreinigt.
Enkele voorbeelden van stofreducerende maatregelen die vaak gebruikt worden bij afvalopslag:
- Besproeien met bindmiddel : De gebruikte hulpstoffen kunnen o.a. een schuimfunctie hebben. Het maken van schuim blijkt een goede manier om met weinig water toch een groot stofvangend oppervlak te creëren dat meerdere dagen werkzaam is (Den Bakker, 2008). Dit wordt o.a. toegepast bij houtopslag.
- Benevelen, al dan niet met toevoeging van hulpstoffen: dit is vooral nuttig bij het laden en lossen, en bij droog weer. Bij grote hopen van materialen zoals schroot zakt het stof naar beneden en komt vooral vrij als deze verplaatst worden.
Voor de andere maatregelen verwijzen we naar de stoffiches opgesteld voor op- en overslag van droge bulkgoederen. Er wordt hierbij gesproken van vijf stuifklasses, terwijl dit teruggebracht werd naar drie klasses in de recente VLAREM reglementering omtrent stofemissies. Dit heeft echter geen effect op de beschreven maatregelen, die grotendeels overeen komen met deze in VLAREM. De sectorfederaties FEBEM en COBEREC voorzien voor hun leden ook toolboxfiches waarin de voornaamste maatregelen, specifiek toepasbaar in de sector, worden opgelijst.
Toepasbaarheid
De meeste bedrijven met stuifgevoelige materialen passen al stofreducerende maatregelen toe. Hierbij wordt soms het afstromend hemelwater hergebruikt. Voorzichtigheid is geboden wanneer werknemers in contact kunnen komen met de verneveling (bv. risico legionella-besmetting). Hiervoor bestaan desinfectie-technieken. De legionellabacterie vormt pas een probleem als zij zich heeft kunnen vermenigvuldigen. Dat gebeurt vooral in langdurig stilstaand water met een temperatuur tussen 25 en 55°C (optimale temperatuur 37°C).
Milieu-aspecten
Vervuiling via stofemissies wordt beperkt. Bij het toepassen van de stofreducerende maatregelen waarbij een overmaat water gebruikt wordt, kan echter nog meer vervuiling in het water terecht komen.
Financiële aspecten
Er zijn kosten verbonden aan de aankoop van sproei- of benevelingsapparatuur. Daarnaast zijn er ook werkingskosten (bindminddelen, hulpstoffen, personeelskosten, energiekosten).
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Algemeen toepasbaar | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Waterverbruik | Afvalwater | Lucht | Bodem | Afval | Energie - elektriciteitsverbruik | Chemicaliën | Globaal - milieu | Economisch |
Stofreducerende maatregelen | + | + | 0 1 | 0 | + | 0/- | + | + | 0 | 0 | 0/- | 0 | + | - | Ja |
- Legende
- ++Zeer positief effect
- +Positief effect
- 0/+Mogelijk positief effect
- +/-Enerzijds negatief, anderzijds positief effect
- 0/-Mogelijk negatief effect
- 0/--Mogelijk zeer negatief effect
- -Negatief effect
- --Zeer negatief effect
1 Er dienen wel voorzorgsmaatregelen genomen te worden om Legionella-besmetting bij werknemers te voorkomen.